De Morvan bestrijkt delen van alle vier de departementen in de regio Bourgondië: Nièvre, Saône-et-Loire, Yonne en Côte-d’Or. Sinds 16 oktober 1970 is het een officieel natuurpark van bijna 300.000 ha: Parc naturel régional du Morvan (kortweg Morvan). En terecht! Het is voor een groot deel bergachtig -hoogtes tot wel 900 m- met spectaculaire rotsformaties en watervallen. Het uitzicht over het weidse, lager gelegen landschap met bossen, landerijen en rivieren is overweldigend. De (stuw)meren nodigen uit tot activiteiten in, op en langs het water. De historische, authentieke dorpen en steden met smalle straatjes met van die keitjes, kerken, kloosters en musea, zijn een bezoek meer dan waard. Koeien zijn altijd leuk om naar te kijken.
De gemeenten in de Morvan spelen een belangrijke rol in beheer en onderhoud van en educatie en informatie over het culturele en natuurlijk erfgoed in het Regionale Natuurpark. Het toerisme wordt daarmee ook gestimuleerd.
Kortom: De Morvan is uitermate geschikt voor een heerlijke, al dan niet actieve, vakantie!
Ontdek hier de leukste hotels in de Morvan voor een vakantie naar Frankrijk
Een aantal interessante plekken in de Morvan op een rijtje
Avallon, een gezellig historisch stadje
Als je vanuit Nederland richting de Morvan gaat is Avallon de eerste stad (ruim 6.000 inwoners) die je tegenkomt. In het meest noordelijke deel vind je een stad met een rijke historie die teruggaat tot de tijd dat de Romeinen het stichtten en later de Kelten het ‘overnamen’. Maar de sprookjesachtige straatjes en oude gebouwen stammen voornamelijk uit de 12e tot 15e De stadswallen en poorten zijn nog in uitstekende staat. Dat kan niet gezegd worden van de ‘Église-Saint-Lazare’. De deuren zijn mooi en de klokkentoren uit de 15e eeuw klinkt nog goed, maar binnen is het vervallen. Zonde van dit erfgoed.
Genieten in Vézelay
Niet ver van Avallon ligt op een heuvel -ook wel de ‘eeuwige heuvel’ genoemd- het drukke toeristische pelgrimsstadje Vézelay. ‘De Parel van de Morvan’ volgens de Fransen. Een rijke geschiedenis. Zeker qua religie. Bij de ingang van het stadje ligt op de grond een gouden schelp. Het startpunt van de pelgrimstocht naar Santiago de Compostella die al gelopen werd in de, vooral bewogen, Middeleeuwen. Voor fervente wandelaars een begrip!
Het dorp met net aan 500 inwoners is auto vrij. Het wordt dus wel even klimmen om te kunnen genieten van de abdijkerk op het hoogste punt van het stadje. Of van de Romaanse Basiliek en de kleine smalle straatjes in dit naast bedevaartoord ook kunstenaarsplaatsje.
Het kasteel van Bazoches
Komende vanuit het hooggelegen Vézelay zie je het kasteel van Bazoches al van ver eveneens op een heuvel liggen. Het kasteel, stammende uit de 12e eeuw, is één van de kastelen in de Morvan die een bezoek waardig zijn. Alleen al door de ligging in een groene omgeving van bossen en tuinen.
De geschiedenis gaat ver terug met uiteenlopende bewoners. Uiteindelijk is het door Lodewijk XIV geschonken aan Sébastien Le Prestre de Vauban (1633-1707). De Franse bouwmeester die bekend werd door zijn ingenieuze moderniseringen en bouw van forten en verdedigingswerken in Frankrijk. Het kasteel is nog steeds in handen van zijn familie.
Le Lac des Settons: één van de zes grote stuwmeren
Van de zes grotere stuwmeren in de Morvan is Le Lac des Settons (320 ha) de meest interessante. Het is een van de oudste stuwmeren, ontstaan door de bouw van een stuw die in 1858 door Napoleon III in gebruik is gesteld. Het heeft de meeste mogelijkheden qua waterrecreatie zowel op het water als aan het water. Zwemmen, zeilen, surfen of waterfietsen. Vissen of een boottocht. Het gebied rondom het meer leent zich uitstekend om te wandelen, te fietsen (in alle vormen) of paard te rijden.
Er zijn ruim voldoende overnachtingsmogelijkheden en om lekker te eten hoef je ook niet ver.
De andere vijf stuwmeren zijn:
- Le Lac de Pannecière: de grootste van de zes (520 ha) en net als de andere meren aangelegd om overstromingen van bijvoorbeeld Parijs, te voorkomen. Het is minder toeristisch dan Lac des Settons. Maar er zijn voldoende campings en restaurants. Je kunt er natuurlijk ook zwemmen, vissen -er schijnt hier de meeste vis te zitten-, wandelen en fietsen. Je treft hier niet alleen toeristen, ook de lokale bevolking neemt hier een frisse duik of wandelt in de omgeving.
- Le Lac de Chaumeçon: het op één na kleinste stuwmeer (135 ha), maar wel van belang voor de waterkrachtcentrale en het beheersen van de stroming van de omliggende rivieren.
- Le Lac du Crescent: dit meer (165 ha) is belangrijk voor de inwoners van Avallon omdat dit meer hen voorziet van drinkwater.
- Le Lac de Saint-Agnan: het kleine stuwmeer (140 ha) voorziet vanuit het waterreservoir 30 omliggende dorpen van elektriciteit.
- Le Lac de Chamboux: het allerkleinste stuwmeer (75 ha) dat pas in 1985 is aangelegd voor de drinkwatervoorziening.
Naast deze stuwmeren zijn er nog verschillende kleine stuwmeren en is er nog een enorm groot aantal andere meren in de Morvan. Allemaal met hun eigen identiteit en mogelijkheden. Vaak zijn er wandel- en fietsroutes uitgezet in de directe omgeving.
De waterval van Gouloux
Als je in de Morvan bent, moet je natuurlijk ook de waterval van Gouloux (Le Saut de Gouloux) bezoeken. Hij is niet hoog met zijn 10 meter, maar wel mooi gelegen zo verscholen in de bossen. Achter het restaurant bij de parkeerplaats kan je naar beneden voor leuke wandelingen van 30-45 minuten. Echt even genieten als je langs de snel stromende rivier de Cure loopt en over de vlonders in het bos. De infoborden geven je uitgebreide info over het ontstaan en de geschiedenis van de waterval. Zo staat op één van de borden te lezen, dat de waterval tussen de 5 en 20 miljoen jaar geleden is ontstaan door toedoen van een zogenaamde geologische push vanuit de Alpen… Ook blijkt dat er vroeger een molen stond -ook te zien aan de ruïne- en dat zo’n 500 jaar geleden vanaf hier boomstammen via de rivier tot helemaal naar Parijs werden ‘vervoert’.
Maison du Parc met twee interessante musea
Niet zover (7,5 km) van de waterval in noordelijke richting zijn twee alleraardigste musea in het ‘Maison du Parc Naturel Régional du Morvan’ in Saint-Brisson. Enerzijds een museum over de mensen en (het ontstaan van) de landschappen van de Morvan (Maison des Hommes et des Paysages). Een mooi stukje geschiedenis over het reilen en zeilen van de mensen vanaf de prehistorie. Hoe hebben ze geleefd? Hoe zijn mede door hun toedoen de verschillende landschappen ontwikkeld? Wat leeft, groeit en bloeit er? Voor een deel is het museum interactief met digitale mogelijkheden en een heus stripverhaal rondom de maquette om een en andere te verduidelijken. Er is zelfs een Nederlandstalige audiogids beschikbaar!
Anderzijds is er een indrukwekkend en ook uitgebreid museum: ‘La Résistance en Morvan’. Een museum over de Tweede Wereldoorlog. De bezetting, het verzet en de bevrijding in drie verschillende zalen tentoongesteld. Een verzameling van historische documenten, foto’s en voorwerpen laten je voelen hoe het hier was. Voor de film over de 30 werkkampen in de Morvan moet je écht even de tijd nemen.
Het Maison du Parc maakt onderdeel uit van een landgoed met meerdere gebouwen uit de 19e. Ook zijn er nog vijvers, ontdekkings- en zintuigpaden, een herbularium en een arboretum. Neem dus even de tijd…
Als de Tweede Wereldoorlog je interesseert, rijd dan naar Dun-les-Places op zo’n 8 km rijden. Daar wordt op een gedenklocatie door overlevenden een beladen beeld geschetst over de impact van de plunderingen, het in brand steken en de moord op 27 mannen in juni 1944.
Een wandeling naar Le Dolmen de Chevresse
Vanaf het parkeerterrein bij Maison du Parc is een wandeltocht uitgezet van 11 km die je naar de Dolmen de Chevresse brengt. Een natuurlijk gevormde stenenformatie, lijkende op een hunebed. De wandeling brengt je ook langs een voormalige graniethoeve. Dit graniet is onder andere gebruikt voor de stuwdam van het ‘Lac des Settons’.
Rivierkloven dagen je uit: Gorges de la Canche
Rivieren in een berg- of heuvelachtige landschap zorgen vaak voor zeer fraaie kloven (gorges) waar ze doorheen stromen. Het kan dan niet anders dat er dan ook mooie wandelingen zijn, zoals in dit geval een wandeling door de Gorges de la Canche. Bochtige paden en grillige rotsen in een Alpenachtige omgeving. Geen bruggen om de rivier de Canche over te steken. Af en toe een watervalletje en onderweg een klein stuwmeer.
Er zijn natuurlijk nog veel meer ‘Gorges’ waar je kunt wandelen. De ene wat indrukwekkender dan de ander. Soms wat gevaarlijker of moeilijker. Op internet zijn er nog vele te vinden.
Carnaval in de bergen bij Uchon
Op een hoogte van 685 meter, in het zuiden van de Morvan, heb je bij de rotsen van Uchon (Signal d’Uchon) een overweldigend uitzicht over de Morvan. Maar het is niet alleen het uitzicht. De granieten chaos aan rotsen vraagt aandacht. Een grillig geheel ‘naar boven’ gekomen door erosie. Gevormd door weer en wind en, hoe gek ook, de rotspartijen hebben bijna allemaal wel een naam gekregen. ‘Mammoet’ bijvoorbeeld en ‘Hondenneus’. Op het einde van de heuvel: ‘Carnaval’. Als je goed kijkt weet je waarom. Niet ver van laatstgenoemde heb je een uitzichtpunt met een panoramatafel. Het laat de indrukwekkende pracht van de Morvan aan je ogen voorbij gaan. Met een beetje mazzel zie je zelfs de Puy de Dome, de niet meer actieve vulkaan.
De locatie is goed te bereiken met de auto, maar ook met de fiets. Dat laatste vraagt natuurlijk wel wat meer inspanning. In het gebied zijn mooie wandelingen uitgezet.
Mont Beuvray waar de Galliërs en de Romeinen leefden
De geschiedenis leert dat de Galliërs en de Romeinen overal in Europa wel wat hebben achtergelaten. Soms nog steeds boven de grond zichtbaar, maar veelal verdwenen onder de grond. Zo ook op de Mont Beuvray op ruim 800 m hoogte. Daar was ooit de historische stad Bibracte. Tussen de bossen zijn archeologen het hele jaar door druk bezig om steeds meer van deze voormalige Gallische hoofdstad bovengronds te halen. De fundamenten van huizen, stadsmuren, een klooster en een fontein zijn al duidelijk zichtbaar. Je gaat je Galliër voelen als je loopt in deze ‘stad’ die maar 100 jaar heeft bestaan.
Aan de voet van de berg -de site is alleen te voet te bereiken- het Bibracte-museum. In dit museum krijg je antwoorden op alle vragen die je zou kunnen hebben over het leven en de leefomgeving in deze periode zo’n 2000 jaar geleden. Kinderen zullen hun ogen hier uitkijken.
Eten in restaurant ‘Le Chaudron’ is een belevenis. Ze serveren gerechten uit de tijd van Bibracte. Althans, ze proberen dit zoveel mogelijk na te bootsen op basis van gevonden teksten en de voedselresten die op enigerlei wijze bij de opgravingen ‘boven water’ komen.
Zo werden er blijkbaar veel peulvruchten en granen gegeten. Net als vee en pluimvee. Wild aten ze maar zelden. De aromatische planten en fijne kruiden maakten er een fijne maaltijd van. Eten deed je met een houten lepel en een metalen mes. Toen al.
Een leuke toegift van onze blogger: “Deze dorpjes bezochten wij”
In de Morvan vind je eigenlijk geen grote plaatsen. Het zijn over het algemeen lieflijke kleine dorpjes. Zelfs Avallon (ruim 6.000 inwoners) is geen grote stad, zoals net buiten de Morvan Autun dat bijvoorbeeld al wat meer is met 13.000 inwoner. Of de drie grootste steden in Bourgondië: Dijon (155.000), Auxerre (35.000) en Nevers (33.000).
Lormes
In het noordwesten ligt Lormes. Ik had er wat over gelezen, dus daar maar eens heen. Net voor de ‘tussen-de-middag’-sluiting van de Office de Tourisme nog even een stadswandeling opgehaald.
Een goed te volgen wandeling door de nummertjes en interessant door de infoborden. Kriskras door een leuk Middeleeuws dorpje! Smalle en soms steile straatjes. Gezellige pleintjes. Een kerk ‘bewaakt’ door een kanon en een promenade waar de beide wereldoorlogen herleven. Mooie kleine huisjes. Af en toe een wat grotere villa of landhuis., Maar ook veel leegstaande vervallen huisjes. Zo zonde! De watermolens zijn wat lastiger te vinden.
Verder leuke fotogenieke plekjes: de kapel van het voormalige ziekenhuis en de kapel op de heuvel: Chapelle du Vieux Château. Een kasteel dus ook, dat je alleen om dat je het weet als zodanig herkent. De oude wasplaatsen (daar werd vroeger in het riviertje de was gewassen) zijn goed onderhouden. Deurtjes en luikjes trekken de aandacht. Net als balkonnetjes en een oude benzinepomp. Natuurlijk is er een ‘Hotel de Ville’ -prachtige balkons- en een ‘Marché’. Laatstgenoemde niet meer als zodanig in gebruik. Koffie deden we in het voormalige landhuis van een markies. Brood voor de komende dagen kochten we bij zo’n dorps bakkertje die écht nog alles zelf bakt.
Neem vooral ook je kinderen mee. Bij de Office de Tourisme hebben ze een heuse ridderwandeling. Onderweg gaan ze uitdagingen aan met Ridder Godefroy le Lormois.
Als je tijd hebt kan je nog naar de Gorges de Narvau wandelen, net buiten het dorpje. Een wandeling van 1,5 uur brengt je naar steile kliffen en een prachtige waterval.
Moulins-Engilbert
Een stuk zuidelijker het leuke fris ogende dorpje Moulins-Engilbert. Je zou er zo voor kiezen om daar te gaan wonen! Zeker als je er een stadswandeling hebt gemaakt. Die vind je natuurlijk bij de Office de Tourisme en als die gesloten is kan je het proberen bij het museum. Zeker even doen! Of je nou de korte of de lange wandeling neemt, het is écht heel leuk.
Moulins-Engilbert, de naam zegt het al: molens! Niet van die molens zoals wij ze kennen, nee, watermolens met zo’n schoepenrad. Soms verdwenen of deels uit het zicht. Anderzijds nog steeds in gebruik om de beide riviertjes de Garat en de Guignon, die hier in de stad samenkomen, te reguleren. Zeker bij zware regenval.
We waren er toevallig op de 1e dinsdag van de maand. Alleen net te laat voor de maandelijkse (ochtend)markt. Een behoorlijke, vooral regionale markt voor zover we dat konden zien aan de kramen die er nog stonden. Geen markt dus. Dan maar snel ‘aan de wandel’. Net als in Lormes, met een handige kaart met info over de bezienswaardigheden. De infoborden zijn weliswaar in het Frans, maar een fotootje maken en inlezen in een vertaalapp werkt prima.
De wandeling brengt je langs alle topics van het stadje, met als hoogtepunt -dat vonden wij tenminste- de ruïne van het voormalige kasteel. De informatie in het Nederlands maakt het net wat interessanter om het te bezoeken en alles te weten te komen over de bouwstijl, de bewoners en het gebruik van deze ruïne.
Maar er is meer… Het begint al met het stukje wandelen langs de Guignon met de enige overgebleven vestingtoren. De achterkanten van de huizen zien er wel wat vervallen uit. Opletten dat je de afslag naar boven niet mist. De begroeiing tiert er welig. Beetje kruip door, sluip door aan de achterkant van de ruïne. Overigens wel de enige natuur in deze wandeling.
Het statige ‘Maison de Retraite’ ziet er en beetje vervallen uit, maar is nog wel in gebruik.
Het museum ‘Maison d’Élevage et du Charolais’ trekt de aandacht door een mooie muurschildering van een boek over de Charolais koeien. Dit zijn de juist in deze streek o zo bekende witte koeien. Van oudsher is er elke dinsdag een veiling waarop de koeien worden verhandeld. Vroeger op de veemarkt aan de ‘Champ de Foire’, waar het oude weeghuisje nog is blijven staan. Nu in de veehal net buiten het stadje.
Lopende langs het eenvoudige stadhuis, het oude postkantoor en wat grotere, beter onderhouden huizen uit de 12e-14e eeuw, komen we bij de kerk. Leuk om even binnen te stappen. Boven de deur houdt de liggende monnik met zijn bebaarde hoofd en steunend op de linkerhand een oogje in het zeil.
De buurt achter de kerk is herkenbaar aan de Middeleeuwse bouwstijl van de huizen. Net als de oude opgeknapte toren verderop die ooit dienst deed als zoutopslagplaats: de ‘Tour du Grenier de Sel’. Er tegenover de overdekte markt zoals elk stadje dat wel kent.
Waar het stadje verder om bekend staat zijn de fantastische muurschilderingen. Maar ook de beschildering van niet in gebruik zijnde panden zijn uniek. Alsof je middenin het tafereel staat.
Kortom: het stadje is meer dan de moeite waard om te bezoeken!
Saint-Honoré-les Bains
Er zijn altijd stadjes die een bepaalde uitstraling vanuit het verleden hebben. Kijk naar beide hiervoor genoemde plaatsjes. Maar in het geval van Saint-Honoré-les Bains is het, om zomaar te zeggen: vergane glorie. Het was er best wel mooi en al wandelend met een kaart van de Office de Tourisme kwam je langs de nodige imposante, goed onderhouden of gerestaureerde, gebouwen. Maar de vervallen villa’s en hotels in de buurt van het monumentale badhuis zeggen veel over de huidige situatie.
De Romeinen hadden al ‘oog’ voor het heilzame water en bouwden thermen die veelvuldig werden gebruikt. En dat is altijd in meer of mindere mate zo gebleven. Ook nu nog. De thermen verdwenen en veel later kwam het badhuis. Tijdens de Belle Epoque aan het einde van de 19e eeuw kwamen er steeds meer gegoede burgers, aristocraten en beroemdheden naar het chique kuuroord. Er kwamen grote hotels, luxe villa’s, restaurants, een casino, winkels en andere voorzieningen om de bezoekers een onbezorgde tijd te bieden.
De tijden veranderde en langzamerhand bleven de rijken weg. De gebouwen rondom het kuuroord zijn er nog. Je ziet de grandeur van toen, maar ze zijn vaak vervallen en voor een groot deel niet meer in gebruik.
We spraken daar een Nederlandse eigenaar van een brocante- en antiekwinkeltje en die zei ons: “Ooit waren hier 15 hotels en teintallen villa’s. Nu is er nog maar een hotel en de meeste villa’s staan leeg en raken in verval. De villa waar ik de kelder van gebruik had zes suites die nu allemaal leeg staan.”
Maar was het dan zinloos om hier te gaan wandelen? Nee! Dat zeker niet. Alleen het badhuis is al prachtig om te zien. Kijk vooral ook even door het raam de hal in. Er zijn nog meer dan genoeg mooie huizen om te bewonderen. Soms met een indrukwekkende geschiedenis. De kapel in het bos nabij het badhuis moet je echt even van dichtbij bekijken. Ook de kerk en de bijzondere fontein. En misschien spreekt het oorlogsmuseum in een voormalig hotel je wel aan…
In de tuin van het kuuroord is het nog steeds goed vertoeven. Maar om te winkelen hoef je hier in ieder geval niet naartoe…
Chiddes, Luzy, Semelay, Millay en Larochemillay
Soms is het leuk om even een rondje te rijden langs dorpjes met al dan niet iets om te bekijken. Alleen het rijden door de prachtige omgeving is al uitnodigend. In het zuidelijke deel waar wij twee weken vertoefden in Chiddes, hebben we dat ook gedaan. Dit dorpje is interessant door het uitzichtpunt met monument op de Montcharlet (360 m). Het is een heus bedevaartsoord en het monument van gewapend beton met een Maagd en Kind. De panoramatafel geeft uitleg over wat je ziet vanaf dit punt. De kerk en het meertje met het houten kruis zijn leuk om even naartoe te lopen. Vooral bij ondergaande zon…
We kwamen ook een paar keer in Luzy (2.000 inwoners). Volgens de Fransen: ‘Village du Futur’, dorp van de toekomst.
Een leuk stadje, of dorpje, hoe je het maar noemen wilt. Je hoort er veel Nederlands. Je kunt er even lekker doorheen slenteren en even naar de kerk.
Gezellig wat eten en op zaterdag de markt bezoeken. Maar de mooie natuurwandeling moet je zeker doen. Langs het op sommige plekken snel stromende riviertje de l’Alène. Een pad direct erlangs. Steeds een ander uitzicht, andere vegetatie. Bloemetjes, bomen, struiken. Vissen, vlinders en andere insecten. Otters, bevers en kikkers als je mazzel hebt. Koeien al dan niet met kalfjes. Ze hebben er een natuurlijke habitat gecreëerd. De informatieborden vertellen er alles over.
Over Semelay valt niet zo heel veel te vertellen. We gingen er heen voor een brocantemarkt… Slecht weer, drie kramen en twee ‘eetcaravans’. De kermisattractie was nog niet opgebouwd. Dan maar even de Romaanse Kerk (12e eeuw) in. Altijd wel even leuk omdat er niet een hetzelfde is.
In Millay staat de ‘Eglise Saint Maurice de Millay’ die zou dateren uit 1064 en is, naar men denkt, een van de oudste in de Morvan. Het heeft logischerwijs een rijke geschiedenis. Het interieur is bijzonder qua bouwstijl met een plat houten plafond en uit keien opgetrokken muren en bogen. Zo zie je het eigenlijk nooit.
Als je vanuit Millay richting Luzy rijdt, kom je langs een voormalig stationnetje. Regelmatig zijn die bewoond, zoals deze gelukkig!
Maar niet die van …… Door het raam kijkend ga je een lange tijd terug in de tijd… De tijd heeft hier stilgestaan.
Larochemillay ligt, zoals je mag verwachten met ‘roche’ in de naam, hoog op een heuvel met weids uitzicht in het dal. Het monumentale, niet te bezoeken, kasteel La Roche is al van ver beneden in het dal te zien. Kijkende naar het grote centrale plein voor de kerk, mag je een behoorlijk stadje verwachten. Maar dat is het zeker niet met nog geen 300 inwoners. Oogt in sommige straatjes wat verlaten en vervallen. De restaurantjes die er waren zijn allemaal gesloten. En toch is het leuk om er even te gaan kijken! En als je wilt kan je er zomaar een huisje kopen voor weinig…
De schilderingen in de kerk zijn meer dan de moeite waard na de restauratie ervan. Ook de beelden hebben een opknapbeurt gehad. Mooi om te zien! Het monument ter nagedachtenis aan de Eerste Wereldoorlog domineert verder het grote plein.
Mocht je van brocante en antiek houden met tot slot een kopje thee, dan…
In het kleine dorpje Saint-Didier-sur-Arroux, aan de Rue de Deux Ecole is een alleraardigste brocante- en antiekboerderij van een Nederlandse eigenaar: Antiquites et Brocante, Salon De Thé “Maison Bariolée “. De garages, zolders en bijgebouwen zijn gevuld met uiteenlopende spullen. Je bent er echt wel even zoet. En als je klaar bent is het goed vertoeven in de theetuin. Op antieke tuinsetjes, al dan niet uit de zon onder de bomen is het extra genieten van een kopje thee of koffie met wat erbij. Of wellicht een wijntje of een biertje naar gelang de tijd van de dag.
Overigens zijn er nog wel meer van dit soort winkels en staat Frankrijk natuurlijk bekend om zijn brocante- en antiekmarkten. Meestal vanaf het begin van de lente kan je wekelijks in heel veel dorpjes terecht voor zulke markten of vide-greniers (zolderopruimingen). De eerste meestal aangeduid met grote aanplakbiljetten. Bij de tweede een A4-tje in een plastic hulsje op een stokje langs de kant van de weg. In de prijzen die je betaald zit verschil, net als in de kwaliteit van de spulletjes. Maar beide zijn altijd leuk en gezellig om te bezoeken en rond te snuffelen.
2 leuke hotels in de Morvan
Le Domaine des Prés Verts Suites
Le Domaine des Prés Verts Suites is dé plek voor ultieme ontspanning in de Bourgogne, midden in de natuur. Hier kom je helemaal tot rust in een van de luxe suites, yurts of boomhutten, elk met een eigen jacuzzi en een prachtig uitzicht over de groene heuvels. De combinatie van rustieke charme en modern comfort maakt het een onvergetelijke ervaring. Perfect voor een romantisch uitje of gewoon om even op te laden. ’s Ochtends geniet je van een ontbijt met lokale producten dat bij je suite wordt gebracht. En voor extra verwennerij kun je terecht in de privé spa of een massage boeken.
Bekijk hier de prijzen van het domein
Relais Bernard Loiseau
Relais Bernard Loiseau is een van de meest prestigieuze hotels en restaurants in de Bourgogne, gelegen in het charmante Saulieu. Dit vijfsterrenhotel ademt luxe en Franse gastvrijheid, met prachtig ingerichte kamers en een adembenemende tuin. Maar wat het écht bijzonder maakt, is het beroemde restaurant met drie Michelinsterren. Chef Patrick Bertron weet elke maaltijd om te toveren tot een culinaire belevenis, met gerechten geïnspireerd door de streek en de seizoenen. Geniet van de verfijnde smaken, sublieme wijnselectie en de persoonlijke service. Na het diner kun je ontspannen in de wellness met een sauna, hamam en binnenzwembad – een plek om jezelf volledig te verwennen.